v
a n d i e v a n v a n d i e p e n
       
vaste uitdrukkingen

Net als de meesten van ons heeft Tom goede herinneringen aan de fabelachtige verkooptechniek van Niek Pater (of Nico Pater, zoals Tom hem noemde).

Ina, 2006: Hij was één van het illustere trio kruideniers Bontje-Braas-Pater. Zij kwamen wekelijks 'te rondvragen' (de bestelling opnemen) en brachten die boodschappen dan een dag later langs. We hadden ons natuurlijk kunnen beperken tot één leverancier, maar mam gunde alle drie de winkeliers klandizie. Dus was de ene maand voor de een, de volgende voor de ander en die daarna voor de derde kruidenier. Om te onthouden wie z'n maand het was, werd de alfabetische volgorde Bontje-Braas-Pater ingevoerd. Het liep vrijwel altijd gesmeerd, alleen hadden ze verschillende rondvraagdagen. Zo kon het gebeuren dat er een kruidenier op donderdag kwam omdat dit de laatste dag van de maand (zijn maand) was en dat dan de ander op vrijdag kwam omdat dit de eerste dag van zijn maand was. Altijd dubbel natuurlijk, nooit kwam er niemand!



 

 

 

 

 

 


Nadat mam had opgesomd wat ze thuisbezorgd wilde krijgen, meestal het vaste rijtje beginnend met 10 pond suiker, dan koffie, dan broodbeleg enzovoort, begon hij allerlei dingen te noemen. "Jam heb je ook nog wel, denk?", "WC-papier heb je ook niet nodig, denk?"

Niek Pater was niet de enige met vaste uitdrukkingen. Herinner je je deze nog? "Ik kwam eens kijken, Truus, of er nog wat nodig was van de week." Wij wisten dat het komen zou, dus we stikten bij voorbaat van het lachen. Ina en Lia gingen nog verder. Als slager Joop Zuidland zijn zinnetje bij ons gezegd had, renden die snel naar de buren. "Ik kwam eens kijken, Gré, of er nog wat nodig was van de week." Dubbel schik.

Als je bij Toontje Knijn in de schoenmakerswerkplaats kwam, zei hij altijd: "Jaap Vediepen zat te piepen in de bank bij meester Zand." Tenminste, dat verstond ik. Piet dacht dat hij "Jaap Vediepen zat te piepen in de bank bij meesters hand" zei. Hij heeft natuurlijk ook vaker een klap voor zijn kop gehad dan ik.

Herm bevestigde mijn herinnering aan Pé de Jong, de monsternemer. "Is jullie ket ofzo niet goed? Hij ziet zo wit. Of heb ie soms de mazelen?" En dat 's morgens voor half zes, iedere vier weken weer. Je zou de ket bijna zwart verven.
Maar ja, een wit paard was toch wel iets bijzonders. En nog bijzonderder: hij was geïmporteerd uit Rusland. Toen we hem pas hadden, kende hij nog geen Nederlands. Om hem te laten stoppen moest je geen "Ho" maar "Rrrrrrrr" roepen, met een rollende, dwingende r. In Russische films die zich afspelen op het platteland, hoor je het vaak: Rrrrr. En dan denk ik weer aan Omar.
Ik was een beetje bang van hem. Als ik hem moest ophalen van het stikkie-bij-huis, dan deed hij net of hij je niet zag naderen. Hij graasde rustig door. Maar bij een afstand van een meter of acht kwam hij opeens op je af rennen. Dan stond ik al weer vóór bij de dam. Tot ik zijn zwakte ontdekte, zijn snoeplust. Een klein stukje koeienkoek of een paar korreltjes biks waren voldoende om hem naar je toe te lokken. En als je hem eenmaal bij zijn halsband had, was het goed. Dan liep hij rustig met je mee naar huis.

Niet echt een vaste uitdrukking, maar toch wel passend in deze reeks: Kees Plat, de visboer, kwam elke (?) vrijdag bestelde vis afleveren. Heel vroeg 's morgens, als we ons nog aan het aankleden waren in de kamer. Hij zei nooit veel, maar gaf altijd wel commentaar op het weer. Daar kon je op wachten. Wat wij natuurlijk ook deden: wat zou ie er nu weer van maken? Het was ook wel handig, want we hadden de gordijnen nog niet eens open (kwam die man alleen in de winter?). Eén keer was ie vertrokken zonder één woord over het weer. Terwijl wij daarover giebelden, stak ie toch nog zijn kop om de deur en klonk het in dat afgebeten Volendams: "Koud, hè?" En weg was ie.