p
i e t   v a n   d i e p e n      
  kabouterkriebeltje    
   
5. krokodil
   
 

Kááá... bouter Kriebeltje liep te wandelen in het bos. Hij liep en hij liep en hij liep, tot hij bij een stukje van het bos kwam waar hij nog nóóóóit eerder was geweest.

Het was een vreemd stuk bos, waar het muf rook. Dampig en nevelig was het er, Kriebel zag eigenlijk niet veel. Hij hoorde klotsgeluiden, alsof er ergens water was. Heel voorzichtig liep hij verder, totdat hij inderdaad aan de rand van een meertje stond. Het was niet groot, want ondanks de nevelslierten kon hij de overkant van het meertje zien. Het was meer een vennetje.

Kriebel ging even op een stevige parasolzwam zitten om uit te rusten en keek eens om zich heen. Overal grauwe, wazige bomen. En in het water van het meertje dreef een boomstam, bijna bij de kant. Hé, dacht Kriebeltje, daar kan ik mee varen! Hij liep naar de oever, tot vlak bij de boomstam, en sprong erop. Leuk, dacht hij. Nu nog een beetje peddelen. Maar gek genoeg dreef de boomstam uit zichzelf al van de kant weg. Hoe kon dat nou?

Plotseling zag Kriebeltje aan de voorkant van de boomstam iets omhoog komen. Het leek wel of er scherpe tanden aan zaten! Toen drong de waarheid tot hem door: het wás helemaal geen boomstam! Het was een krokodil! Hij stond op de rug van een krokodil! “Help!”, riep hij en in paniek vergat hij helemaal om op zijn vingers te fluiten.

krokodil

Gelukkig had de wolf Kriebeltjes “Help!” gehoord – hij had echt hééél goede oren. Natuurlijk kwam hij – takadom, takadom – meteen aangerend. In volle vaart sprong hij wel vijf meter over het water, zo op de rug van de krokodil. Hij zwiepje Kriebel op zijn rug en met nog een reuzensprong was hij weer op de wal. Oef, op het nippertje! De krokodil keek beteuterd: een lekker hapje ging aan zijn lange neus voorbij. Meteen zette de wolf er de pas in, weg van de donkere bomen, weg van het nevelige bos. Gauw naar huis.

Thuis was Kriebel extra slaperig, van de schrik. Hij was te moe om uit het raampje te kijken, en hij zag helemaal niet dat daar een groot grijs beest stond, een beest met twee staarten, één aan de voorkant en één aan de achterkant. En dat dat beest met die aan de voorkant het verhaaltje uitblies ...

vervolg