p
i e t   v a n   d i e p e n      
       
   
ik herinner me ...
   
 

Ik herinner me dat we in de derde met een groepje onder leiding van meneer Elling de Kaukasische Krijtkring van Brecht instudeerden. Mijn rol: algemeen coördinator – ik was klassenboekhouder. Ik snapte er niet veel van. Niet van het stuk en niet van mijn rol.

Ik herinner me dat twee jongens in de derde klas allebei Nico Boon heetten. De één had blond haar, de ander bruin. Dat werd Witte Boon en Bruine Boon, ja.

Ik herinner me dat ik in de vierde verliefd was op Carla van Doorn, prachtig blond haar, prachtig lichtbruin tintje. Ik herinner me vooral mijn verbazing toen ik een ansichtkaart uit Ventimiglia van haar kreeg. Ventimiglia, waar ik nog nooit van had gehoord, laat staan was geweest, zo ver. Maar vooral de schrik, want het was de eerste keer dat mijn verliefdheid beantwoord werd. Ik was platonisch gewend. Wat nu?

Ik herinner me dat het met Carla van Doorn nooit wat is geworden – ik wist er geen raad mee. Een meisje van school, dat kón toch niet?

Ik herinner me Marian van Doorn, jonger zusje van Carla. Ze kwam op school toen ik in de zesde zat. Prachtig blond haar, prachtig lichtbruin tintje. Ze schreef me dat haar zus zei dat ze niet wist wat liefde was, maar dat ze dat best wist. Ook met Marian werd het niets, natuurlijk. Een zesdeklasser, met een meisje uit de éérste! Veertig jaar later deed Marte Jacobs van Tim Krabbé me aan haar denken.

Ik herinner me de dansschool van Peter Verbiest, met Herm. Liornestraat, zondags oefendansen. Daar ontmoette ik Marian Ooms. Niet van school, dus dat kon. Ze zat bij Blokker achter de kassa.

Ik herinner me Herms MZ Ital, die we gingen halen bij Piet Schot in Alkmaar. Mooie brommer, trok slecht. Ik herinner me ook Herms latere Kreidler, en Jaaps Zündapp. En natuurlijk mijn eigen Puch.

Ik herinner me de Blokhut en de Calypsobar.

Ik herinner me Hans-Conijn-is-Piet-nog-thuis.

Ik herinner me mijn eerste elpee, Hello Josephine van de Scorpions.

Ik herinner me een bijna-ongeluk met Herm. Na de uitwijkmanoeuvre zette hij de conversatie voort, Clari hapte naar adem...

Ik herinner me provo, Mulisch’ Bericht aan de rattenkoning en de happenings bij het beeld van Jan Pieterszoon Coen.

Ik herinner me een vakantie in Drenthe met Kees en Juul. Daar zouden ze nog wel in zwarte coltruien lopen. Maar in Emmen heb ik mijn witte spijkerpak gekocht!

Ik herinner me mijn eigen ‘kledinglijn’, een set van een bermuda, een vest en een hoofdband van terracottakleurige stof, van de oude gordijnen. Het ontwerp was van mij, maar met het naaien hielp Gerie. Mijn creatie van bontgekleurde plastic vliegengordijnstrips heb ik wel zelf gemaakt. Met een nietmachine. Heeft Bram wat talent van mij? 

Ik herinner me dat ik twintig jaar na Kees’ dood een brief schreef naar tante Clazien, met een foto van de kinderen, en met een gedicht. Ik herinner me vooral dat tante per omgaande een gedicht terugstuurde, misschien wel haar enige gedicht ooit.

Ik herinner me de Dierkundige Dichtoefeningen van Trijntje Fop.

Ik herinner me dat Miny les gaf op een school in Volendam en daar een jongetje over zijn broer Jan hoorde praten. Omdat het jongetje zélf Jan heette, vroeg ze hoe dat kon. In Volendam kan dat. Ze hadden er drie: grôte Jan, klêne Jan en Jantje. Vernoemregels...

Ik herinner me de kolderliedjes van Toon Hermans. Marianne, as-tu fait ton pipidon inspireerde me tot mijn eerste experimentele gedicht.

Ik herinner me mijn eerste bioscoopfilm, De Tien Geboden

vervolg