p
i e t   v a n   d i e p e n      
   
   
de ogen van de koe
   
 

vier koeienstadia

 

 
   

haikoe

kwetsbaar kalf, zo dun
vel en botten, bibberend
vangt het leven aan


de tegendraadse
pink vol (eigen) hormonen
pubert hij wat af


met de eerste dracht
van vaars tot koe, haar bestaan
is melkmoederschap


al haar kalfjes zijn
de oude koe ontnomen
maar geen boe of ba

   
nuchter naar een kalf
kijkend, de aaibaarheid beperkt
knokig, het zijn de ogen

bij een koe begrijp je het
woord barensnood pas goed
er verschrikkelijk hard aan trekken
desnoods met een constructie
met zwengel en lier

de nageboorte, koelicht
in gruwelkleuren, achteloos
op de mesthoop geworpen

kalveren voeren, emmers slobber op een rij
gulzig duwen en naderhand je hand
het intense sabbelen
nooit nooit de gedachte aan
kalfsvlees kalfsleer

pink een beetje punk
bijdehand
bij de pinken bijna

biologie op de boerderij
een vaars naar de stier, enorme bul
en ja, door de poten gezakt

de treurnis van een stier op een kunstkoe
kar met een lap koeienhuid

koe: tweehoevig herkauwend zoogdier
symbool van vruchtbaarheid moederdom
het kalf meteen weg, heeft ze verdriet
kent ze kalverliefde

trien 10 de moeder van trien 12
dochter en moeder samen
zonder het te weten

zwartbont roodbont lakenvelder
de ogen de wimpers de rest van de anatomie
kop hals romp, de koe ís poëzie

ik denk na mkz
bij veestapel nooit meer hetzelfde