p
i e t   v a n   d i e p e n      
  kabouterkriebeltje    
   
10. slot
   
 

Het slotverhaaltje. Over een slot, een kasteel. Een kasteel in Zuis-Frankrijk, in het bijzonder in de Provence, in Montfort-sur-Argens, en wel het Château de Robernier.
Het sprookjeskasteel dat als decor dienstdeed van Merels sprookjeshuwelijk en waar ik bij het feestdiner in mijn tafelspeech het aller-allerlaatste Kriebelverhaaltje vertelde:

slot

Kááá... bouter Kriebeltje liep te wandelen in het bos. Hij liep en hij liep, en hij liep en hij liep en hij liep, én hij liep en hij liep, tot hij bij een stukje van het bos kwam waar hij nog nóóóóit eerder was geweest.

Het zag er ook heel anders uit, buitenlands! Hij zag op de paddenstoelen pijlen naar dorpjes met vreemde namen, zoals Montfort-sur-Argens, en Cotignac. Waar wás hij?
“Help,” riep Kriebel, “help!”

En wat hoorde hij daar? Eerst heel zacht: takadom, takadom, en toen steeds luider: takadóm, takadóm! Ja hoor, de wolf! (Voor de niet-kenners: deze wolf is niet eng, maar Kriebeltjes vriend en redder in de nood.)

“Kriebel,” zei de wolf toen hij aangekomen was, “ik heb daarnet iets gezien wat ik nog nóóóóit eerder heb gezien. Ik kwam door het bos van Entrecasteaux, en wat ik dáár zag …”
“Wat dan? Wát?” vroeg Kriebeltje.
“Nee, té erg,“ zei de wolf, “dat wil je niet weten.”
“Oké,” zei Kriebeltje, die niet moeilijk was.

En hij klom op de rug van de wolf en samen gingen ze – takadom, takadom – weer vlug naar huis. Thuis stond hij te tollen van de slaap. Hij keek uit zijn raampje en wat zag hij daar? Een groot grijs beest met twee staarten, één aan de voorkant en één aan de achterkant. En met die aan de voorkant blies dat grote grijze beest zomaar dit verhaaltje uit ...