p
i e t   v a n   d i e p e n      
   
   
de ogen van de koe
   
 

vier jaargetijden

 

 
   

haikoe

winterwarme stal
snuiven, gezoem van vliegen
de volmaakte rust


eruit! staart omhoog
schonkige lijven rennen
lente in de bol


kauwen, herkauwen
loom in het zomerse gras
ogen op dromen


striemende herfstbui
dicht bijeen, kont naar de wind
en de kop omlaag


   
warme oude koeienstal
stoffig hout, vol spinnenwebben
de koppen naar het middenpad

lastig met melken, je moest
met je klompen door de groep

een nieuwe stal, staal, steen
killer, de koeien met de kop tegen de muur
de kont naar het pad, je had
wel spatschutten nodig

west-friesland, nee
wij hadden geen mooie stolp
met een deel, een lange en korte regel
maar een gewone stal en we zeiden
gewoon groep, geen grup

een loopstal, op zichzelf is het
goed de koe de vrije loop te laten
als gedachten
als de koe als waarheid

de lente in, het land in
opgetogen hollend naar al
dat frisgroene gras, hetzelfde hollen
naar de stal tegen melkerstijd
voertijd

bij ons vooral zwartbont
hier en daar een rode
of een blaarkop, allochtonen

zomergeur, een vers
gemaaid stuk grasland, daarna
na keren schudden wiersen wat al niet
de al even heerlijke geur van hooi

melken, in de winter warm
in de zomer zingend in de zon
maar oh, in voor- en najaar, de koeien buiten
donker nog, je hoort de regen kletteren
en dan de bagger in

melken met de hand
dat spreekt