|
|||||||||||||||||||||||
avondwake
op 13 februari 1995
bespiegeling door tante mien |
Een schilderij is eigenlijk pas echt mooi wanneer het helemaal af is, wanneer de schilder de laatste penseelstreek heeft gedaan. Het staat dan kant en klaar vóór je. Je kunt genieten van de compositie, het lijnenspel, de kleurenpracht en de lichtval. Je kunt van een mooi muziekstuk genieten: de golving van de melodieën, de contrasten, het opvoeren tot een climax. Maar pas als de laatste tonen verklonken zijn, als het spel der beweging verzonken is in stilte, staat het werk in heel zijn schoonheid voor je geest. Is het ook niet zo met een leven dat geleefd is, uit-geleefd, opgebrand ten einde toe? Pas dan, als het rustpunt is bereikt, als er niets meer afgehaald of aan toegevoegd kan worden, ontvouwt zich de volledige schoonheid, de innerlijke rijkdom. Dan zien we wat nu voorgoed verdwenen is. Bij
de ene mens - ieder mens heeft vele gezichten - is het vooral de vaardigheid,
ontwikkeld in jarenlange noeste arbeid. Bij de ander de wetenschap, vergaard
in studie en praktijk, investering van ontelbare uren. Bij een derde
misschien goedheid, verdraagzaamheid, plichtsgetrouwheid in het gewone. Wanneer een leven herleid kan worden tot deze echt menselijke elementen, dan is er echt sprake van voltooiing. De laatste penseelstreken zijn aangebracht, de laatste tonen verklinken. We noemen dat sterven. Maar
we kennen slechts één
zijde van het proces. Wakend vanavond voor onze dierbare dode, kunnen
we die andere zijde vermoeden
en geloven: rijp worden voor Hem die roept, klaar zijn voor de grote
stap. Het leven wordt niet weggenomen. Het wordt veranderd. |