Mam werd als Geertje Pater geboren op 16 november 1918.
Twee maanden later overleed haar moeder aan de Spaanse griep.
Baby Geertje werd in huis gehaald bij haar oom Jacob en tante Tijtje Obdam, die net getrouwd waren.
Toen die zelf een kind kregen, ging mam terug. Inmiddels was haar vader hertrouwd.
Mam had al drie oudere broers - Jaap, Klaas en Piet - en kreeg nog zes zusjes - Wiets, Mien, Dien, Bets, Clazien en Gitta. Zussen hè, nooit halfzus zeggen, want halve mensen bestaan niet.
Het gezin woonde op het Zuidje in Spierdijk.
Op haar twaalfde ging mam van school om in het huishouden mee te helpen. En op haar vijftiende begon ze haar dienstjes in de Purmer en de Beemster.
Mam noemde het een mooie tijd, vooral de vrije zondagen.
's Middags bij het lof andere jonge mensen ontmoeten.
Dan even terug om te melken en 's avonds gezellig thuis. Kaarten.
Of ze rolden het kleed op en gingen dansen, waarbij twee zusjes pianospeelden.
En toen was daar pa.
Als mam hem bij de kerk zag of als ie langs fietste, had ze al gedacht:
"Dat lijkt me nou een leuke jongen." Dus toen hij in 1936 op de Spierdijker kermis vroeg of ze met hem in de cakewalk wilde,
stemde ze graag toe. Zo begon bijna 60 jaar samen in de cakewalk.
Mam ging in Hoorn naar naailes samen met pa's zus Luus (later tante Luus Delemarre) en door haar toedoen werd mam in de familie Van Diepen geïntroduceerd als Trúús Pater. Vanaf toen had mam twee namen: voor de Patertjeskant bleef ze Geertje en tante Geer, voor de Van Diepentjeskant werd ze Truus en tante Truus van ome Jaap.
Ze trouwden in april 1939 en gingen in Grosthuizen wonen,
in het kleine werkmanshuisje naast de boerderij van opa Van Diepen.
Al binnen vier maanden moest pa onder dienst vanwege de mobilisatie.
Zat mam daar met hun beginnende boerenbedrijfje, in haar eentje – hoewel, ze was al zwanger. Eén week mocht pa naar huis, na de geboorte van Truus in maart 1940.
Toen het echt oorlog werd, was het "naar spannend", met pa gelegerd bij de Grebbeberg. Maar op 14 mei kwam hij aangefietst – in een blauw pak en een rood truitje die hij onderweg gekregen had.
Mam zag het nog voor zich toen ze er decennia later over vertelde.
In 1941 werd Kees geboren, in 1942 Miny en in 1943 Tom.
Daarna kreeg mam een miskraam en waarschuwde de dokter dat ze voorzichtig moesten doen. "Maar dat kon hij mooi zeggen. Van de kerk mocht dit niet en mocht dat niet …"
Er kwamen nog zeven kinderen.
Elke keer op het geboortekaartje 'Met grote vreugde en dankbaarheid aan God ...' Mam was echt blij met ieder kind en straalde dat ook uit.
Het was veel werk, maar mam wist van aanpakken. "Loof ken lang an."
Al dat eten koken, al die kleren wassen, al dat schoonmaken en inmaken. Altijd met dat schort aan en bijna altijd neuriënd.
En dan had ze nog volop energie voor leuke dingen: naar verjaardagen of op kraamvisite gaan, mams wekelijkse kaartclubje, klaverjaswedstrijden in de wijde omgeving.
En ook voor nuttige dingen: in het bestuur van het bejaardenhuis en van het Vrouwengilde, later de KBO.
Mam had dan wel dertien kinderen: Truus-Kees-Miny-Tom-Jaap-Louise- Herman-Piet-Nico-Jan-Ina-Lia-Berry. Die waren háár allemaal even lief, maar wij hadden elk maar één moeder en het was heel speciaal om iets alleen met haar te doen.
Een van mijn dierbaarste jeugdherinneringen is dat wij tweetjes in de winter zondags naar de vroegmis gingen in het Oosthuizer kerkje.
Door mam wakker gemaakt worden, in donker naar Scharwou lopen en dan met de bus. Alleen met mam. Het jaar daarna was Lia ook zo oud dat ze naar de kerk moest en toen was voor mij de lol eraf.
Toen er kinderen het huis uit gingen, werd de dagelijkse drukte wat minder, maar ze kwamen met aanhang (en de studenten met tassen wasgoed) terug in de weekenden. En na een tijdje ook op woensdagmiddagen met kleinkinderen. Het liep eigenlijk in één stroom door: onze jongste was net twee toen het eerste kleinkind geboren werd.
Wat zal er een koffie en een ranja doorgegaan zijn.
Begin jaren zeventig, toen alleen de kleine meiden en Berry nog thuis woonden, werden we een soort nieuw klein gezin. Mam vond het prachtig als we op zondag met z'n vijven in de Daf een stukkie gingen rijden.
En dan ergens opsteken, natuurlijk.
Ik moet bekennen dat ik een beetje mijn hart vasthield toen er geen enkel kind meer thuis woonde en pa stopte met het boerenbedrijf. Zouden ze zich op de Ariëns niet gaan vervelen?
Niks hoor. Ze vermaakten zich samen prima met kaartspelletjes en scrabbelen en ze ontdekten allerlei nieuwe activiteiten: stenen gooien, volksdansen. Ze gingen eindelijk vaker op vakantie, zoals de Rijnreis met pa's broers en zussen. Ze maakten fietstochten, naar Enschede alsof het niks is, deden mee aan de fietsvierdaagse in Drenthe.
Mam was altijd de motor met de ideeën, pa vond alles goed en deed wel mee. Een mooi voorbeeld van hoe ondernemend mam was, vind ik dat ze toen ze in 1980 oom Herman in Californië wilden opzoeken, een tijdlang op Engelse les gingen. Mam wou wel met de Amerikaanse neven en nichten kunnen praten!
Na hun koperen, zilveren en gouden bruiloft gaven pa en mam ook een mooi feest toen ze 55 jaar getrouwd waren. Een beetje lachend:
nu kan het nog, je kunt niet weten ... en binnen een jaar was pa dood.
Voor mam viel er een groot gat, maar ze viel niet in een gat.
Ze miste pa vreselijk, maar wist hem dichtbij te houden. Ook letterlijk. Ze bewaarde een foto van hem onder haar hoofdkussen en gaf die nog elke avond een nachtzoen.
Met een geweldige veerkracht maakte ze weer wat van haar leven.
Ze zag er niet tegenop om voor even naar een aanleunwoning bij de Rozenburcht te verhuizen, omdat ze dan zeker was van een plekkie in het nieuwe verzorgingstehuis. Een driekamerwoning alstublieft, want er moeten wel kinderen of kleinkinderen kunnen blijven slapen.
Daar in de Rozenstate was mam helemaal in haar element.
Haar eigen gezellige huisje, allerlei activiteiten, volop aanloop. OK, ook van een insluiper, maar die stond ze vriendelijk te woord en ze werd er niks angstig door.
Zo krachtig en levenslustig, altijd belangstellend en in voor een uitje - zo moeten we ons haar maar blijven herinneren.
Natuurlijk ging niet alles goed. In die tijd moest mam bijvoorbeeld een hartoperatie ondergaan. Maar daarin toonde ze zich ook heel sterk.
Vooraf: een specialist zei dat er niets te vinden was, maar de normaal toch erg gezagsgetrouwe mam hield aan dat ze zich niet goed voelde, dus dat er iets moest zijn. Nog een onderzoek en toen als de donder vier bypasses, met een ader uit haar been.
En achteraf: mam deed er alles aan om snel te herstellen, ze haalde zelfs stoer een hometrainer in huis. Elke avond in haar slaapkamer fietsen onder het rozenkrans bidden.
Over nieuwerwetse apparaten gesproken: bedenk eens wat een technologische ontwikkelingen mam heeft meegemaakt. Wij waren geen voorlopers met de telefoon, met een auto, met televisie, maar mam had er ook niks tegen.
Vijf jaar geleden had ik een keer de Tomtom nodig in de auto. Ik was bang dat mam ervan in de war zou raken (toch raar: een onbekende die weet waar je bent en zegt waar je heen moet), maar mam reageerde niet en toen we een tijdje geen aanwijzingen kregen, alleen met: "Nou, die juffrouw heeft niet veel meer te vertellen."
Tja, in de war. In 2006 ging het mis. Mam kreeg een paar TIA's en misschien verkeerde medicatie, in elk geval een delier en misschien vasculaire dementie. Naar het ziekenhuis, even thuis, naar Lindendael, naar het nog akeligere Liornehuis en uiteindelijk naar De Oever in haar geboortedorp Spierdijk.
Toen ze daar de cure maar opgaven en alleen nog aan care deden,
leefde mam op. Ze ging weer breien - gisteren in de kerk hadden velen van ons als eerbetoon een sjaal van haar hand om. En ook hier dragen we haar sjaals.
Er waren nog mooie momenten, zoals het weekje in Schoorl en soms gewoon als je met haar in de rolstoel een wandeling maakte of gezellig een spelletje deed. Maar echt leuk werd het niet meer.
Achterkleinzoon Wik schreef als schoolopdracht: "Mijn oma is oud. Ze is 94. Ze vindt het leven saai."
Anderhalve week geleden vond mam het genoeg geweest. Ze wilde geen eten en drinken en medicijnen meer. Haar laatste dagen konden we aan haar bed alleen maar zeggen: "Je hebt het helemaal goed gedaan. Nu mag je gaan. Laat het maar los."
Maar ook als je niet meer wilt leven, is meegaan met de dood nog niet makkelijk. In het lied hierna (tekst van Arthur Japin, gezongen door Sara Kroos) spreekt De Dood bemoedigend en geruststellend tot degene die hij komt halen: hou je niet groot voor mij, beschouw mij maar als een beloning.
Die beloning heeft mam dik verdiend.
Dank je wel, mam. Dank je wel voor alles wat je hebt gedaan. Dank je wel voor wie je was.