|
|||||||||||||||||||||||
avondwake
op 8 februari 2013
in memoriam door miny |
Haar leven begon niet gemakkelijk. Toen zij nog een baby was, overleed haar moeder aan de Spaanse griep, die in 1918/1919 veel slachtoffers eiste. Haar vader bleef met vier kleine kinderen achter. Via de Spierdijkse parochie kwam al spoedig de vrouw die onze opoe Pater werd, in beeld. Ze trouwde in 1939 en door de dreiging van de Tweede Wereldoorlog werd pa gemobiliseerd. Toen Truus, hun eerste kind, geboren werd, was hij er niet bij. Gelukkig was er wel veel steun van familie om haar heen. De oorlogsjaren kwamen ze redelijk door. Op een boerderij was altijd wat te eten. Ook toen al gaf mam er blijk van een groot hart te hebben. Hoewel ze elk jaar een baby kreeg, was er in haar kleine huis toch plaats voor een Amsterdammertje - een lid van een groot gezin waar niet genoeg te eten was. Tot op de dag van vandaag hebben we nog goed contact met Ton Groot, de nu niet meer zo jonge man. Toen er tegen het einde van de oorlog geleurd werd met Rotterdammertjes, was er in ons kleine huisje ook nog wel een plaatsje voor een meisje. Die gastvrijheid bleef. Buurkinderen, vriendjes en vriendinnetjes vielen rustig binnen door de nooit afgesloten deur. Van afspreken met vriendjes hadden we nooit gehoord. Toen er eens wat erg veel drukte in huis was, kwam iemand op de proppen met het gezegde 'Er gaan veel makke schapen in een hok.' Tot mijn stomme verbazing reageerde mam daar meteen op met: "En wilde nog veel meer, die springen gewoon op mekaar." Mam had ook een slimme manier om haar toekomstige hulpjes op te leiden. Als zij met het huishouden bezig was, mocht ik ook meespelen. Met een stofdoek de plinten reinigen was een feest. Je voelde je geweldig als het je lukt bij het verschonen van de bedden een kussen netjes in een sloop te krijgen. Als je groot genoeg was om onder toezicht je eerste zakdoek te strijken, was je helemaal de koning te rijk. Dit klinkt de jongeren in ons gezin misschien vreemd in de oren. Toen zij opgroeiden, waren de groten al breed inzetbaar en was het huishouden voorzien van meer apparatuur. Mam gunde ons onze pleziertjes. Toen de meiden groot genoeg waren om het huishouden te doen en de jongens wisten hoe ze het vee moesten verzorgen, gingen pa en mam naar een feest van een dienstkameraad van pa. Daar bleven ze ook slapen. Opa Van Diepen, die naast ons woonde, maakte zich ongerust. Wat moest hij beginnen met dat hok vol jôôs als hun iets zou overkomen? Wij deelden die zorg niet. 's Avonds kwamen alle jongelui uit de buurt bij ons bij elkaar. Het vloerkleed werd opgerold en we hebben heerlijk gedanst. Toen opa later wilde vertellen dat we niet zo braaf waren geweest, onderbrak mam hem met: "Wij hebben het heerlijk gehad, dan mogen de kinderen toch ook wel pret maken?" Toen ik op mijn zestiende in Nijmegen naar een kostschool ging om voor onderwijzeres te studeren, schreef ze me iedere week een brief, waarin ik op de hoogte gehouden werd van de wissewasjes in de familie. Toen ik na vijf jaar studie vertelde dat ik een baan in Utrecht had aangenomen, reageerde ze met: "Ik had gehoopt dat je wat dichter bij huis zou komen." Ook later gaf ze er blijk van dat ze haar kroost graag om zich heen had. Toen wij trouwden en in Monnickendam kwamen wonen, vertrouwde ze me toe dat ze hoopte dat we wat vaker thuis zouden komen. Dat is toch niet te geloven als je nog 10 kinderen thuis hebt! Wij voldeden graag aan dat verzoek. Jarenlang was de gang naar Grosthuizen op woensdagmiddag vaste prik. Onze kinderen namen vaak vriendjes en vriendinnetjes mee. Toen alle kinderen studeerden of getrouwd waren en pa en mam naar de Ariëns verhuisden, kon mam het wat rustiger aan doen. Dat zat niet in haar aard: ze ging volksdansen en liet zich strikken voor het bestuur van de KBO, het Vrouwengilde en Meerzicht. Ook beleefde ze veel plezier aan de gasten die via de vereniging Vrienden op de fiets bij haar logeerden. Alsof ze in haar leven nog niet genoeg bedden had opgemaakt en ontbijtjes had verzorgd. Pa's overlijden was een grote slag, maar via de Rozenburcht kwam mam in de Rozenstate, waar ze een heerlijke driekamerwoning betrok - er moest toch iemand kunnen blijven slapen. Het was heel verdrietig dat ze daar niet kon blijven. In De Oever heeft ze toch nog veel langer geleefd dan we dachten toen we haar daarheen brachten. Ze werd daar met bewonderenswaardige zorg omringd en nam ook jarenlang aan alle activiteiten deel. Maar ze had er veel moeite mee afhankelijk te zijn en de controle over haar leven steeds verder te verliezen. Ze werd zo moe. Vorige week besliste ze zelf dat het genoeg was geweest. Ze weigerde eten, drinken en medicijnen. Vanaf vrijdagavond hebben we bij haar gewaakt en dinsdagmorgen vroeg kwam er een einde aan dit zo waardevolle leven. We zullen haar vreselijk missen. |