|
|||||||||||||||||||||||
mamories
5 - |
de oorlogsjaren | ||
|
Wat
wij van de oorlog merkten? Het eerste waar ik aan denk, is dat ome
Piet clandestien slachtte. In dat kleine 'gangetje' tussen de schuur
(die later de ouwe schuur werd, met varkens erin) en de hooivijzel.
Het was heel eng als daar een varken of een schaap hing en er een controleur
kwam. Dan kon je een zware boete krijgen en werd alles meegenomen.
Voor die tijd lustte ik nooit schapenvlees. Ik kende het alleen in
zo'n grote pan met water gekookt - dat stinkt!!! Maar nu, gebakken
in roomboter (we karnden zelf), vond ik het heerlijk. Wij namen dus
regelmatig iets af bij ome Piet.
Dirk Ent was de handelaar die vlees en vet en boter doorverkocht. Jaren later kwam ie op zondagmiddag wel eens met vrouw en zoontje op de fiets uit Edam theedrinken. De kleine Dik kon niet goed praten, in elk geval de j en de r niet zeggen. Van hem is de gevleugelde vraag "Hé Dapie, wee-dij wat een pôdum is?" Iemand had namelijk tegen hem gezegd dat ie zijn porem moest wassen. Wij hadden zelf in de oorlog genoeg
te eten. Er was melk (en dus boter en kaas), vlees en meel. We
verbouwden tarwe en lieten dat malen in de molen bij 't Keern in
Hoorn. Maar in het hele land was overal gebrek aan, zeker de laatste
oorlogsjaren. Er werd echt grof geld betaald voor voedsel. Er kwamen vooral veel mensen aan de deur voor melk. Op een gegeven moment hebben we de regel ingesteld dat ze niet voor vier uur mochten komen en dat iedereen één fles meekreeg - ze gingen ook nog bij anderen langs. Ton Groot hielp altijd bij het uitdelen van melk. Ik hoor een vrouwtje nog zeggen: "Je lijkt precies op je vader!" Ton is driekwart jaar bij ons in huis geweest. Zijn vader was een verre neef van opa. Die was banketbakker in Amsterdam, maar zijn zaak was verlopen in de crisistijd. Ze waren met veertien kinderen. Heel wat zijn er in onze familie ondergebracht: Coby ook een tijdje bij ons, Henny bij opa, Jan en tijdelijk enkele zusjes bij Delemarre en een paar zusjes bij tante Jans in Monnickendam. Ik weet nog dat ze geen daagse en zondagse kleren hadden: ze droegen hun goed gewoon tot het vuil was. Bij ons was dat gauwer klaar dan in Amsterdam! Annie Vrees van Nahuys is ook een tijd in huis geweest. Dat is via de kerk geregeld. Met een bus kwam er een hele groep, die over het dorp verdeeld werd. Annies zusje Tiny logeerde bij opa en Hilda ging naar meester Tulp in Hoogwoud. Na een poos kwam haar oma lopend uit Rotterdam, met broertje Martien in de kinderwagen. Dat mensie was nog hartstikke mank ook. Ze zat aan de tafel toen pa in huis kwam. Die schrok zich dood toen dat jochie in de bedstee hoestte en oma ernaartoe hompelde. Ze zijn daarna naar Hoogwoud gelopen en toen weer terug naar Rotterdam. Onderweg kregen ze heus wel overal te eten en misschien nog wel wat extra's in de kinderwagen. In maart 1943 moest ik naar het
ziekenhuis vanwege mijn blinde darm. Het Sint Jan was door de Duitsers
in beslag genomen, dus ik kwam in het Weeshuis aan het Achterom
te liggen. Met twaalf mensen op een kamer. Miny van tien maanden
kreeg nog driemaal daags de borst, maar voor haar was geen ruimte.
Ik had bijna nog meer last van mijn gezwollen borsten dan van die
hele operatie. Een oude zuster knoeide ze vreselijk bij het kolven.
Wie er toen voor de kinderen zorgde? Ik denk tante Truus, die nog
bij opa woonde. Aan haar heb ik een hele hoop gehad. De kleintjes
waren daar veel en graag. Onder uw bescherming staat dit
huis Een broer van haar is lappen stof komen ruilen voor eten. Kinderen van een andere broer kwamen ook een tijdje in Grosthuizen wonen: Edith Kolder bij ons en Tonia bij tante Jo. Toen
Truus een half jaar was, moest pa in Alkmaar zijn soldatenkleren
inleveren. Hij kwam thuis met het hobbelpaard waar uiteindelijk
een hele rits kinderen in gezeten hebben. Daarna heeft hij niks
meer met de oorlog te maken gehad. |
||
familie Groot uit Amsterdam staand 2e van rechts Ton |
|||
Annie
en Tiny Vrees van Nahuys |
|||
|
|||
|
|||
tante Dien in het sanatorium |