p
i e t   v a n   d i e p e n      
       
   
ik herinner me ...
   
 

Ik herinner me dat Merel, achter in de auto, bij een benzinepomp, zei: B-o-v-a-g, Bovag, Papa, wat is dat? Ze was vijf.

Ik herinner me dat Merel ook haar kleuterjuf verbaasde door van een figuur te zeggen dat het een parallellogram was. 

Ik herinner me dat ik van Gijs’ ontwikkeling tussen 1986 en 1990 veel gemist heb – ik leefde als een zombie op de automatische piloot.

Ik herinner me wel dat Gijs zijn vriendje Plabo en Maartens moeder Preta noemde. Gijs wisselde al letters vóór hij tanden wisselde.

Ik herinner me dat ik heel tevreden was over de zin Gijs, blijf jij bij mij? Krijg jij fijn mijn schrijfstijl!

Ik herinner me dat ik Merel Pukkie noemde en Bram Koekie. En Gijs gewoon Gijs. Maar dat Ingrid Iris Skunkie Bunkie en Gijs Stinkie Binkie noemde. Je kon ’s morgens tegen de lucht van die twee volle poepluiers léúnen...

Ik herinner me Brams stevige band met zijn speen. Brampier.

Ik herinner me Het Boek, met mijn verhaaltjes in ot-en-sienstijl en met illustraties van Bram zelf.

Ik herinner me Brams dolenthousiaste Aardappeltjes eten, soepie eten! in de chambres d’hôte in Jurques, Normandië.

Ik herinner me veertien jaar Haanstrakamp, van Merels eerste tot en met Brams laatste.

Ik herinner me Merels pianoles en mijn voorkeur voor eenvoudige wijsjes als De Brekers.

Ik herinner me Gijs en Sophie en dat iemand vroeg Was dat je opa? toen ik langsfietste.

 

Ik herinner me...

Ik herinner me zoveel...

 

Ik herinner me Marleen. De verbijstering.

Ik herinner me mijn kleine Iris. Zo fel, zo snel. Heel even hebben haar voetjes de aarde geraakt...

Ik herinner me de zwartste aller zaterdagen, 7 juni 1986. Ik probeer er niet aan te denken, maar ik herinner het me. Vaak.

Ik herinner me mijn mooiste verjaarscadeau, mijn haiku op de muur:
de iris bloeit weer

mijn hart is de tuin die haar
voor altijd koestert.

 

Ik herinner me zoveel ...