Sonnetten schrijven is een heel gedoe
Het
eerste stuk, dat moet vier regels zijn
En meestal ben ik al na drie
zo moe
Maar loopt dan zo'n terzine eenmaal fijn
En ben ik aan de derde
strofe toe
Dan denk ik: nu dan toch maar een kwatrijn
Want dan pas ga ik serieus beginnen
Sonnet, jouw veertien regels
vul ik braaf
Al ben ik geen gebaandepadenslaaf
Me dunkt, daar
kan het toch
alleen bij winnen
Ik
voel het, nee, ik wéét het, dit wordt gaaf
(Zoiets kan Scheepmaker
alleen verzinnen)
En 't kan niet op: nu schiet me net te binnen
Met rijm op
'gaaf' besluit ik het octaaf