p
i e t   v a n   d i e p e n      
     
   

dierenversjes

voor Ingrid, 1976
pastiches van de dierenversjes van Kees Stip (Trijntje Fop)

   


op een gorilla

In Goor woont een wijfjesgorilla
alleen in een knots van een villa.
Voor het werk heeft z' een meid;
zelf verdoet ze haar tijd,
want ze zit heel de dag op haar billa.

op een kever

Een kever had een volle stem
en elke keer al vroeg je hem
naar zijn beroep, dan zei de bas
dat hij operator was.


 
 
op een paling

Een vette Pa Paling
nam Ma in de maling,
want met zijn pijp nog in zijn mond
zei hij: "Róken, dat is ongezond!
"

op een kaaiman

Een kaaiman keek zijn kaaivrouw aan
en in zijn ooghoek blonk een traan:
"Ik móet de komst verhinderen
van nóg eens tien kaaikinderen."
(Weet dat een kaaiman dikwijls weent,
maar deze traan was echt gemeend.)

 
 
op twee paarden

Twee paarden zaten heel bedaard
te rusten bij de open haard.
Vanwaar die loomheid, zou je zeggen?
"Wel," sprak de hengst, om 't uit te leggen,
"wij paarden, wij hebben gepaard."

op een tak

Een Weertse wandelende tak
die kuierde op zijn gemak
totdat hij toen hij overstak
bij een ongeluk zijn pootjes brak.

 
 
op een aap

Er was eens een aap, een schurk,
verliefd op een schaap uit Urk.
Maar ach, peinsde hij,
zij houdt toch niet van mij
omdat 'k in mijn slaap zo snurk
.

op een giraffe

Een pas getrouwd paar kuifgiraffen
lag in de huw'lijksnacht te maffen
in een bed van twaalf bij twee
en weet je wat het vrouwtje dee'?
Helemaal niets in dit geval;
stel je voor, ik zie het al.
Gelogen is het, woord voor woord;
ooit van een kuifgiraf gehoord?!