|
1e groot haarlemmermeer dictee 2009
|
1. Weidt het nationale dictee graag uit over pluchen fauteuils, guichelheil en dito exorbitante grootsteedse flauwiteiten, het Groot Haarlemmermeer dictee wijdt liever zijn aandacht – zonder enig snobisme – aan de literaire zoo in de bibliotheek. 2. Op een frisse ochtend waarop dauwdruppels glinsterden aan de takken van de struiken en aan de draden van het web van de spin, terwijl de stralen van de opgaande zon hier en daar het dwarrelen van wat stof vertoonden, tussen de bomen, klom de eekhoorn naar het puntje van de hoogste tak van de beukenboom. 3. De hoedna (2) doet enigszins aan de bever denken, al is het omdat hij aan en in het water leeft, dijken bouwt, een zelfde (3) aanzienlijke pels heeft, zij het van veel zachter haar van een roestbruine kleur die in de zomer vlak tegen rood aanzit (4). 4. Op een mooie voorjaarsavond vormen de eendagsvliegen een voortplantingspotentieel zoals wij dat hooguit kennen van het debutantenbal in Wenen, maar dan met ogenblikkelijke consumptie (5) van de opgelaaide passie. 5. Met alle kracht die haar persoonlijkheid in zich borg, probeerde de vrouw zich gebraden kip, gesuikerde amandelen en toffees voor te stellen, maar de smaak van de drol was krachtiger dan haar krachtigste verbeelding. 6. De dieren die ze in de kliniek verzorgen, zijn voornamelijk honden en minder vaak katten: voor vee blijkt dit dorp zijn eigen veterinaire tradities, zijn eigen farmacopee, zijn eigen genezers te hebben. 7. Willem was, als in een Carmiggeltverhaal, op een zaterdagavond in een rokerig Haags café bij zijn nekvel achter de tapkast onder zijn moeder uit de mand vandaan getrokken en door een domme dronken man (6) in een plastic tas aan zijn fietsstuur mee naar huis geslingerd, bij wijze van koperen huwelijkscadeau (7). 8. Naarmate de reis vordert, maken de keurige stationnetjes met kraampjes en volk in kaki plaats voor in dierenvellen geklede zwarte mannen, sommigen met speren en schilden bewapend, de kokospalmen en het laatste hoge struikgewas verdwijnen uit beeld, daarna zie ik kudden wildebeesten, kongoni’s (8) en zebra’s die stofwolken verplaatsend over uitgestrekte vlakten razen. 9. De door geleding beweeglijke kop (nu kwam er een lastige passage die Erik veel moeite gekost had) draagt veelledige draad- of borstelvormige, vaak ook knotsvormige, voorts gezaagde of kamvormige sprieten, grote, halfbolvormige (9) samengestelde of enkelvoudige ogen, een kleine bovenkaak en een roltong, die de plaats van de onderkaken inneemt. 10. Dit dictee is allerminst een remplaçant van het nationale, noch qua anciënniteit noch qua avant-gardistische gedachtespinsels en hersenschimmen, maar biedt de gelegenheid om ten langen leste te behoren tot de hiërarchie van Haarlemmermeers literatuurminnende (10) elite. Hier geldt: “Wie spelt, die telt.”
|