|
groot dictee hoeksche waard 2008
|
Vrolijk blaffend vergezelde het keeshondje de tilbury over het pittoreske bruggetje tussen de arduinen toegangshekken naar het statige ambachtsherenhuis ’t¹ Hof van Moerkerken te Mijnsheerenland. Het geratel van de wielen over de allee klonk extra luid tussen de met nachtegaalskruid en wilde orchideeën gevulde bloemperken. Een zwarte merel huppelde tussen het hoge gras in de tuin, uit het gebladerte van de hoogste bomen klonk het vleiende gekir van de houtduiven tot over de Binnenbedijkte Maas. U moet beseffen dat in het fin de siècle niet eenieder een dergelijke ontvangst werd bereid. Nee, hier ging het om de fiancé van Martha van Vloten, de door literatoren en chroniqueurs van dandyisme en excentriciteit beschuldigde jongeman die in wezen door niets anders werd geleid dan door het romantisch conflict tussen ideaal en werkelijkheid. Toen Frederik eindelijk Martha’s huis betrad, stapte hij eigenlijk in Johannes’ wereld waar je moeilijk je weg kon vinden, want in het huis waren veel donkere portaaltjes, trappen, kamertjes en ruime rommelzolders en in de tuin waren overal schuttingen en broeikasten².
|