p
i e t   v a n   d i e p e n      
     
   
davidsfonds finaledictee 2006
   
 
Datum 11 maart 2006
Locatie Vlaams Parlement, Brussel
Auteur Jozef Lamberts
Voorlezer Kurt van Eeghem, tv-presentator
Spelling Woordenlijst Nederlandse taal (november 1995), het ‘nieuwe Groene boekje’ ofwel Van Dale 13e editie

De categorieën ‘liefhebbers’ en ‘specialisten’ zaten door elkaar en kregen hetzelfde verhaal voorgelezen. Maar we hadden verschillende blaadjes. Een groot deel van de tekst stond daar al op. Alleen de moeilijkste woorden waren weggelaten.
Wij liefhebbers moesten de woorden invullen die hieronder vetgedrukt staan, de specialisten de rode woorden en iedereen de vette rode.


Brief van het Davidsfonds aan de redactie van het Groene Boekje

Waarde redactie,

Het zal u niet onbekend zijn dat het Davidsfonds elk jaar het Groot Nederlands Dictee organiseert. Dit grootse evenement wordt door heel wat connoisseurs als een dociele activiteit bestempeld en duizenden kandidaat-winnaars leven er weken van tevoren intens naar toe. Wat de daarbij gehanteerde woordenschat betreft, houden we ons strikt aan het Standaardnederlands. Woorden uit het argot of het Bargoens worden zonder pardon geweerd en foutieve zinsconstructies als apokoinous en anakoloeten trachten we te vermijden. Marivaudage eveneens. Van hen die zich voor specialist uitgeven, verwachten we dat ze schrijfwijzen als tissuetje en tissuutje van elkaar kunnen onderscheiden en dat ze weten dat camarilla een c en kommaliewant een k als beginletter heeft. Wat voor planten jonquilles, ceanothussen en babyoogjes zijn, hoeven ze niet per se te weten – ze zijn tenslotte geen biologen -, maar ze moeten de woorden wel correct kunnen schrijven. Voor de liefhebbers ligt de lat iets lager, maar we gaan er toch van uit dat ze geen onoverkomelijke moeilijkheden ondervinden met het al dan niet plaatsen van accenttekens op woorden als confrérie, crèche en pêche melba en dat ze de streepjes achterwege laten in woorden als sciencefiction en zeispreuk.

Opdat in geval van twijfel de jury de orthografie zou kunnen verifiëren van substantieven als aardveil, Nutsschool en psittacosis en van werkwoordsvormen als geoctrooieerd en gelunsd, doen we een beroep op het door u uitgegeven Groene Boekje met zijn à peu près duizend pagina’s. Zo’n hoog aangeschreven referentiewerk als deze groene bijbel voorkomt dat een farcicale knakker die niet om een wisecrack verlegen zit, zich anders misschien niet zomaar soumis bij de zienswijze van de jury zou neerleggen en met zijn weliswaar originele maar alleszins zelfbedachte schrijfwijze van woorden als pakweg placemat, velijn en wybertje de correctoren op het verkeerde been zou zetten. Het verhoedt hen ervoor dat een olijkerd hun weleens gefabuleerde spelvormen als ‘doere Jan’, ‘donja’, ‘massoniek’ en ‘trompelui’ zou doen aanvaarden in plaats van de correcte spelvormen doerian, doña, maçonniek en trompe-l’oeil. Dergelijke flauwekul speldde een lulleman de dicteesamensteller inderdaad ooit eens op de mouw.

Ook zijn we u dank verschuldigd voor de prachtige woorden als beslissingsvluggertje, negenmaandscijfers, Opzoomerzegel en weitebrood maar waarvan we nog altijd de betekenis niet hebben kunnen achterhalen omdat blijkbaar alleen u ze kent. En apperpo, het woord foeyonghai ontlokte een geinponem die van wijntje en trijntje houdt, onlangs de vraag of dit gerecht met panter- dan wel met tijgerhaaienvlees bereid wordt.

Maar wat blijkt nu? Uw naslawerk vermeldt zowel het Vermeylen- als het Willemsfonds, twee verenigingen die beide vernoemd zijn naar een verdienstelijk essayist. Maar het Davidsfonds, nochtans met approximatief 65.000 leden de grootste van deze drie culturele genootschappen in Vlaanderen, ontbreekt. Het lijkt me dan ook zinvol u een overzicht te geven van deze organisatie, die haar naam ontleent aan Jan-Baptist David, een Groot-Nederlander die een belangrijke rol gespeeld heeft in het beëindigen van de spellingstrijd die in 1864 tussen Noord en Zuid was uitgebroken.

Op socio-cultureel vlak houden we alom in den lande colloquia en symposia met betrekking tot volksontwikkeling en vormingswerk. Zo onderrichtte in Sint-Niklaas eredoctor Pierre Vermeersch zijn toehoorders over de jagers in het Moustérien, een prehistorische cultuur die in het paleolithische tijdvak gesitueerd wordt. Hier leefde een mensenras dat genoemd is naar het Neandertal bij Düsseldorf en dat microlieten als werktuigjes gebruikte. De overgang van zijn nomadenbestaan naar dat van de gevestigde boer die lössgronden bewerkte, had verstrekkende gevolgen. Behalve de megalithische bouwwerken zoals hunebedden en cromlechs zijn er in die tijd maar weinig indrukwekkende dingen tot stand gekomen. Terloops wees de voordrachtgever nog op de resten van een tweevoeter, die onlangs in de Hoorn van Afrika ontdekt werd en waarvan men vermoedt dat hij onze eerste rechtop lopende voorouder is. Om alles aanschouwelijk voor te stellen, maakte hij gebruik van een vidiwall.

In Tienen gaf hoogleraar Jan Driessen een uiteenzetting over de minoïsche beschaving en de opgravingen op Kreta, waarbij aryballussen en kylixen werden blootgelegd. Samen met kunstwerken in Aeginetische stijl en secco’s en kouroi uit die tijd zijn deze oliekruiken en drinkschalen tentoongesteld in de glyptotheek in München. Vervolgens bracht hij het ontstaan van de Griekse stadstaten ter sprake, waar het koningschap evolueerde naar een regering door edelen, die zich als tijdverdrijf toelegden op hardlopen en discuswerpen, twee onderdelen van de pentatlon. Deze vijfkamp stond onder meer bij de istmische spelen op het programma. Over Delphi wist de professor te vertellen dat deze stad in de Oudheid als het middelpunt van de wereld werd beschouwd. De omphalos, een steen in de vorm van een half ei die zich in het adyton van de Apollotempel aldaar bevindt, herinnert daaraan. Nadat de voordrachtgever nog even op het kalos k’agathos of het Griekse cultuurideaal gewezen had, gaf hij ter afsluiting een overzicht van de verschillende soorten Griekse zuilen, die soms met colonnetten verheeld werden en waarvan de groeven op de schacht cannelures genoemd worden. Aan de hand van een pancarte toonde hij een afbeelding van de narthex van een kerk, waarop een stylobaat met enkele Corinthische zuilen te ontwaren was. Deze droegen een kapiteel waarop een abacus stond met daarbovenop een acanthusversiering.
Bij een gezellig babbeltje konden de aanwezigen nog genieten van een moussaka en een broodje gyros.

Ook met een scala van lit(t)eraire publicaties dragen we bij tot de vorming van onze leden. En daarbij gaat het niet alleen om met veel metier geschreven sobstory’s die zich in de high society afspelen.

Wie de gids van Michiel Heirman over de Vlaamse belforten doorneemt, zal niet langer met zijn mond vol tanden staan wanneer over bouwtechnische begrippen als een oeil-de-boeuf en een bakstenen liseen gesproken wordt. Evenals een attiek - een borstwering op een kroonlijst - en een travee - een gewelfvlak tussen twee gordelbogen - zijn ze kenmerkend voor deze bouwwerken, die doorgaans verlevendigd worden met modernistisch aandoende casementen en beeldnissen in de façade. Verder komen we ook aan de weet dat de stijl van het stadhuis van Aalst in de lijn ligt van het neoclassicisme. De voorgevel ervan vertoont een verticaliserend risaliet, waarvan de colonnade rust op een gebosseerde rustica. Sommige belforten, zoals die van Dendermonde en Kortrijk, bezitten een jaquemart. Andere, zoals die van Gent en Diksmuide, zijn opgesmukt met gargouilles. Het interieur is vaak in art-decostijl, met grisailles op de schoorsteenboezem. Boven het souterrain bevindt zich meestal de gelambriseerde raad(s)zaal, die dikwijls met een stucplafond versierd is. De hallentorens, zoals deze cultuurmonumenten ook genoemd worden, hebben echter veel geleden onder de Beeldenstorm in 1566 en de daaropvolgende Spaanse furie.

In ‘Islam en christendom’ tracht arabist Urbain Vermeulen sine ira et studio enkele overwegingen te geven over de relatie tussen het christendom en de islam in onze moderne, geseculariseerde wereld. We vernemen dat de Kaäba een bouwwerk is in de vorm van een hexaëder, die tijdens de hadj in een wit kleed gehuld is en dat morisco’s Spaanse moslims zijn die zich na 1492 ogenschijnlijk tot het christendom bekeerd hebben. Maar in tegenstelling tot de Arabische moslims dragen ze geen djellaba’s. Voor wie het boekje doorworsteld heeft, is het geen geheim meer dat een mihrab een poortvormige nis in een moskee is en dat de Perzische sjah op aanraden van enkele kadi’s moslimstudenten naar Parijs stuurde om er zich de moderne wetenschappen eigen te maken. Het zijn allemaal weetjes die de polyhistor de lezer meedeelt. Voor verdere informatie verwijst hij naar de sprookjes van duizend-en-een-nacht van de sultane Sheherazade.

Het taalquizboek van Geert Craps zit boordevol boeiende informatie en vermeldt tal van faits divers met betrekking tot onze taal. Wie het leest, komt te weten dat de Wachtendonckse psalmen de oudste Nederlandse teksten zijn waarvan we nu nog uitsluitend kopieën bezitten, dat drukwerken van vóór 1500 wiegendrukken heten en dat het verschijnsel waarbij uit ‘potlepel’ ‘pollepel’ ontstaan is, sandhi genoemd wordt. Het onthult eveneens dat we het woord zondebok aan de Statenbijbel ontleend hebben, dat snurrevaad uit het Noors en pyjama uit het Hindi stamt. Verder wordt erin verteld dat de in ’s-Gravenhage overleden Brugse wiskundige Simon Stevin voor Latijnse termen als asymptoot, bissectrice en hypotenusa Nederlandse equivalenten bedacht heeft. Maar helaas niet voor parallellepipedum! Vondel, die ook Vergilius’ Aeneïde vertaald heeft, had Vlaamse roots, zo vernemen we. Dat de Nederlandse adel woorden als ‘cache-pot’ en ‘contrecoeur’ prefereert boven ‘sierpot’ en ‘tegenzin’, maar dat ze anderzijds toch liever kousen draagt dan panty’s is misschien ook interessant om te weten.

Wat onze reizen betreft, stond in 2005 tijdens de goede week een trip door Spanje op het programma. Daarbij werd door typische siërra’s getoerd. Langs de Genil, een zijarm van de Guadalquivir, vielen de talloze huerta’s op, waar nog intensief aan ooftbouw gedaan wordt. In Sevilla werd een bezoek gebracht aan het alcazar, waarvan sommige delen in mudejarstijl gebouwd zijn. Van enkele oude paleizen in de stad zijn de buitenmuren met geglazuurde azulejo’s versierd. Het Escuriaal ten noordwesten van Madrid stond vanzelfsprekend ook op de agenda. Onvergetelijk was de avond in Toledo, waar na het avondmaal met tortilla en enchilada op het menu een folkloristische groep Spaanse dansen zoals de sarabande en de seguidilla ten beste gaf. En passant werd ook nog een zarzuela van Calderón de la Barca bijgewoond.

Onze exploratietocht naar Turkije genoot de belangstelling van dertig enthousiastelingen. Tot de talrijke hoogtepunten behoorden de adembenemende ruïnestad Ani, het derwisjenklooster van Konya, de moskeeën met hun schitterende faiencedecoraties en het bezoek aan de multidisciplinaire opgravingen van Sagalassos. Aan de noordrand van de oude agora stond nog een betonnen nymfaeum. Van een vrouw die we nabij de karavanserai van Sultanhani ontmoetten en die zich bij de bakker van een paar francala’s voorzien had, vernamen we dat het hout van de cipressenboom voor de Turken het zinnebeeld is van de rouw en dat in deze streek de heiligenbloem tot de typische maquisvegetatie behoort. Op weg naar Diyarbakir, een streek die rijk is aan het grijszwarte lydiet, restte wat tijd om op het Vanmeer een tochtje met een kaïk te maken. De laatste avond werd gesoupeerd in een chic restaurant, waar de wanden versierd waren met keleien. Op het menu stond onder andere shoarma en baklava. Na het copieuze maal konden de aanwezigen nog genotteren van de zang en de dans van geisha’s. Zij die een nargileh alleen maar uit de kruiswoordraadsels kenden, hadden er nog de gelegenheid om van nabij te zien hoe zo’n waterpijp gerookt wordt.

Onder leiding van Marleen Reynders vloog een groep reizigers met een moonliner naar Egypte. In de hoofdstad, een perfecte symbiose van oud en nieuw, wandelden ze tussen Caïroten van wie ze geen gebenedijd woord begrepen en stonden ze in bewondering voor de monumentale en geraffineerde kunstuitingen. Na een blitzbezoek aan de mastaba’s van Mereroeka en aan de tempel van Luxor, die via een sfinxenlaan met de tempel van Karnak verbonden is, volgde een afvaart naar Edfu. Niet met zomaar een eenvoudige felukka met latijnzeilen, maar een heus cruiseschip. Door de woestijn en langs de vele cataracten op de Nijl ging het vervolgens naar de tempels van Aboe Simbel, niet ver van de Sudanese grens. En uiteraard werd ook het Dal der Koningen met de vermaarde piramides en de zonneboot van Cheops aangedaan. Aan het einde van de reis had iedereen zich een duidelijke voorstelling gemaakt van de ithyfallische god Min, de theriomorfe god Anoebis en de gemummificeerde farao’s. Maar tot het ontcijferen van het hiëroglifische (hiëroglyfische) schrift waren ze nog niet in staat.

In oktober konden onze globetrotters met boeddholoog en yogabeoefenaar Frank van Iersel als reisleider naar India, waar het streng ascetische jainisme beleden wordt en waar Sjiva en Visjnoe de belangrijkste mannelijke godheden zijn. In het zuidoosten wordt geconverseerd in het Tamil, een Dravidische taal die door 35 miljoen mensen gesproken wordt. De deelnemers aan deze reis zullen zich nog lang die bewuste dag in Bhopal herinneren, waar ze zich nadat ze met enkele delitabak snuivende autochtonen getheed hadden, nog te goed deden aan een glas toddy. En dan die historie van de op hol geslagen gaur, die bij een stoepa in Aurangabad plots opdook: dergelijke anekdotes worden niet gauw vergeten!

Verder worden lessenreeksen allerhande georganiseerd, gaande van kookcursussen waar gedemonstreerd wordt hoe vol-au-vent, clafoutis en kolombijntjes klaargemaakt worden tot kant- en borduurcursussen. Hierbij wordt niet alleen aandacht besteed aan lacet- en tenerifewerk, maar de cursisten leren er ook met picots en vlieseline werken. Tijdens computercursussen komen terloops weleens begrippen als baud en gateway ter sprake, maar waar mogelijk vervangen we de Engelse termen door Nederlandse. Zo hebben we het bijvoorbeeld niet over flowchart en sourcecode maar over stroomschema en broncode.

Een kaas- en wijnavond voor onze leden begint doorgaans met een orexigeen aperitiefje, vergezeld van amuse-gueules. Daarna kan à volonté genoten worden van een gevarieerd assortiment aan delicieuze kazen zoals de rauwmelkse texelaar, de pikante cheddar, de in zout water gerijpte feta, de volvette cheshirekaas en de roomwitte reblochon uit de Franse Savoie. Bij dit gezellig tafelen hoort uiteraard ook een glaasje wijn. Die kan dan bijvoorbeeld demi sec of doux zijn. Het hoeft daarom niet noodzakelijk om een bonne bouche te gaan. En wie bockbier of tripel verkiest, komt meestal ook wel aan zijn trekken.

Het is niet dat we uw Groene Boekje nu als ragschore beschouwen, maar met dit exposé menen we u toch peremptoire argumenten bezorgd te hebben om het Davidsfonds er een plaats in te geven. We hopen dan ook dat ons verzoek ingewilligd zal worden en dat het niet bij wishful thinking zal blijven. We kijken alvast met belangstelling naar de volgende editie uit.

Met vriendelijke groet,

Peter Peene,
Davidsfondsvoorzitter

Toegift:

Na het dictee werd een ‘bijkomende proef’ gemaakt: in de volgende acht zinnen moesten fout gespelde woorden of woordgroepen onderstreept worden. Het resultaat van deze bijkomende proef was alleen van belang voor de ranking in geval van gelijk eindigen bij het dictee.

1. Tussen de ineengestrengelde conferven in de door microbacteriën verontreinigde ravelijnsgracht had de maréchale een terracotta stier met man-vrouwelijk bovenlichaam en een achttiende-eeuws gebrillianteerd en met filigrein versierd ecrain gevonden.

2. De curieuze kamferkist die in de Veluwezoom opgegraven werd, bevatte een turquoise chatoyant, een chatelaine in verzilverd koper en een uit Saksisch porselein vervaardigde breloque, die alle aan een jonggestorven kinnesinnerige paltsgravin toebehoord hebben.

3. De Mexicaanse sorgumteler hing de squatters uit het Verre en Midden-Westen een gedetailleerd beeld op van de tex-mex in zijn geboorteland, waar de bodem gekenmerkt is door een ingewikkelde tektoniek.

4. De uit de Rijnstreek afkomstige silvaner, afgewisseld door een paar jajempies jenever, is er hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van dat de sikkeneurige lebemann in de mezzanine van zijn inefabel grote drive-inwoning onwel geworden is.

5. Op aanraden van de pasgetrouwde oftalmoloog was de aan amblyopie lijdende vairon halje travalje op een andersoortige behandeling overgeschakeld, maar hij kwam van Scylla in Charybdis, want het resultaat was allesbehalve bevredigend.

6. Tijdens de table d’hôte werd de saillante bajadère van de dollarprinses samen met deze acryl trui door de maître d’hôtel teruggevonden op een zittekist in de lounge van het kurhaus.

7. Enkele Kaffervrouwen uit Oranje-Vrijstaat, die onlangs nog tewerkgesteld waren in de kaapse mijnen waar breccië en kimberliet ontgonnen wordt, lijden aan het chronischevermoeidheidssyndroom, wat in de medische sector als myalgische encefalomyelitis bekendstaat.

8. Bij een perquisitie in een commensalenhuis in Oostinje werden talloze sloffen kreteks - sigaretten met in kruidnagelolie gesauste tabak - en klobotsigaren met een banderollenwaarde van tienduizenden roepia’s in beslag genomen en verbeurdverklaard.

Oplossing: De enige fouten zijn in zin 1 gebrillianteerd = gebriljanteerd en ecrain = ecrin, in zin 3 sorgumteler = sorghumteler, in zin 4 inefabel = ineffabel en in zin 7 kaapse = Kaapse. De rest was allemaal juist gespeld!

Uitslag
Specialisten:
1. Joost Verheyen, Beringen-Paal (6)
2. Hugo van Malder, Kortrijk (10)
3. Jan Smet, Beveren (14)

Liefhebbers:
1. Louis Kesteloo, Middelburg (15)
2. Patrick Rommel, Izegem (18)
3. Johan Cocquyt, Aalter (20)
5. Pieter van Diepen, Leiden (21)

Mijn fouten
• bargoens (niet als echte taal, met hoofdletter, opgevat)
• zijspreuk (geen idee wat een zeispreuk is)
• wijntje en Trijntje (als eigennaam opgevat)
• groot Nederlander (het verbaasde me wel dat de naamgever van het Davidsfonds een Nederlander was, maar dat zette me niet op het goede spoor)
• rechtoplopende (rechtopstaand is volgens het GB gek genoeg wel aan elkaar; al eerder pleitte ik voor een nieuwe regel, de regel van de ‘aperte analogie’)
• Minoïsche (van koning Minos)
• stadsstaten (leek me waarschijnlijk, tegenover koningschap met één s; bij de voorbeelden stadhuis en stadskantoor heb ik al eens stilgestaan bij de onregelmatigheid van tussen-s’en)
• Halletorens (ik dacht dat het om specifieke monumenten ging, dus die zo heten)
• hexa-eder (ik wist dat a en e botsen en dat hexaeder dus niet goed was; twijfel over trema of koppelteken en het verkeerde gekozen; kennelijk geen samenstelling, maar een afleiding)
• zondenbok (de ergste; op mijn kladblaadje schreef ik zonden en zondes?; ik dacht om onverklaarbare reden dat het een instinker was, dat zondes niet correct was en dat het dus zondenbok was, met tussen-n)
• Goede Week (wat is de ‘goede week’, iets specifiek Vlaams?)
• sierra’s (zonder trema, zoals je dat ook niet schrijft in elektricien en toch /elektrisjen/ zegt; wel in conciërge, geef ik toe)
• Alcazar (ik dacht aan een specifiek bouwwerk dat zo heet)
• derwischenklooster (zat ik er toch nog dicht bij; ik verstond het niet en had eerst Derniesenklooster opgeschreven)
• Maquivegetatie (ik had als bioloog enig voordeel, maar ben al te lang ex-bioloog)
• bakhlava (geen moment getwijfeld: de instinker was natuurlijk dat sommigen de h vóór de k zouden zetten; ik trakteer altijd baklava op mijn verjaardag, maar dat is nu afgelopen)
• hiëroglyphisch (de y is, naast de i, ook goed, maar de ph niet)
• tegoeddeden (ik twijfelde tussen tegoeddeden en tegoed deden, maar ook dat laatste is fout)
• colombijntjes (wat zijn dat?)
• fèta (ik had eerst feta, maar Kurt van Eeghem zei bij de herhaling zo nadrukkelijk fèta, met een langgerekte è, dat ik dacht dat er wel fèta op zijn voorleesblad móést staan; niet dus)
• demi-sec (staat niet in het GB, ook niet zonder koppelteken; wel demi-saison; in Van Dale ook demi-saison plus nog zeven combinaties met koppelteken, en alleen demi sec zonder)
Twee fouten minder (bijvoorbeeld zondebok en feta) en ik was derde geweest!

Bijzonderheden
• Specialisten: Joost Verheyen was ook winnaar van het (Belgische) Groot Nederlands Dictee (GND, van het Davidsfonds) in 2006 en van het (Nederlandse) Groot Dictee der Nederlandse Taal (GDNT, van De Volkskrant) in 1998.
• Andere deelnemers waren Marc de Smit (winnaar GDNT in 1990 en 1996), Johan Van Dam (winnaar GDNT in 1997), Elsie Ribbens (winnaar GDNT in 2005), Jacques Bettelheim (winnaar preselectie GND Amsterdam 2005 en 2006) en Bert Jansen (tweede in de preselectie GND Amsterdam 2005 en 2006, winnaar Leids Dictee 1995).
• Liefhebbers: Louis Kesteloo was winnaar GDNT in 1994, eerder finalist bij de specialisten, maar nu weer ‘terug’ bij de liefhebbers.