v
a n d i e v a n v a n d i e p e n
       
voddenboer

Miny schreef dat de komende en gaande lieden die ik tot nu toe behandeld heb, de wat latere zijn. Logisch, natuurlijk want ik ben nummer 9 van de 13. Miny heeft oudere herinneringen aan lompenhandelaren en oud-ijzerhandelaren die op ongeregelde tijden langskwamen. Vaag staat mij daar ook nog een en ander van bij.

Als kleren van de kinderen of handdoeken of theedoeken volledig versleten waren en er zelfs geen stofdoek of dweiltje meer van te maken viel, dan werden ze in een zak gestopt die bewaard werd in het oude lage gammele schuurtje dat vroeger achter het huis stond. Voor de lompenhandelaar die af en toe per bakfiets door het dorp kwam. Wij kenden overigens het woord lompenhandelaar niet. Het was een voddenboer of voddenjood. Je hoorde hem al van verre aankomen: "Voddúh!"

Die man kocht die zak met vodden voor een paar stuivers. Zat er veel wol in, dan kreeg je misschien een dubbeltje meer.
En hieraan voegde Miny toe dat die paar stuivers in de spaarpotten van de meisjes werden gedaan. Ze vroeg zich af of de dubbeltjes die de 'metaalrecyclingondernemers' aan Pa gaven voor oud ijzer (voornamelijk oud roest waar met de beste wil van de wereld geen bestemming meer voor te bedenken was) bij de jongens in de spaarpotten gingen.
Hier laat mijn geheugen mij in de steek. Ik weet dat er handelaren voor vodden en oud ijzer kwamen. Ik weet dat er gepingeld werd om dubbeltjes. Ik weet ook dat de handelaren wel eens onverrichter zake verder gingen. En dat zij soms, als de handel bij de andere mensen tegenviel en de bakfiets erg leeg bleef, terugkwamen om de onderhandelingen te hervatten. Maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit gedeeld heb in de opbrengst.

Het schuurtje waar de voddenzak lag, kan ik nog wel voor me zien. Het heette volgens mij het 'wasschuurtje'. We zetten er de fietsen in. En ik geloof dat de houten wasmachine er ook stond, ja. En links achterin was een opslag voor steenkolen, brandhout en briketten. Daarboven zat een duiven/kippenhok met een ren naar buiten. Rechts achterin lag allerlei troep. Waarschijnlijk lag daar ook de voddenzak. Het was er laag en donker; je liep daar gebogen met je handen vóór je op de tast.

Jaap zal zich het schuurtje vast nog wel herinneren, en ook die hoek achterin. Hij is daar ooit op een heinhaak gestapt. Een tand van de heinhaak ging dwars door zijn laars en door zijn voet. De punt kwam er aan de bovenkant weer uit. Wat een bloed.
(Wat een heinhaak nou in hemelsnaam weer is? Vraag maar aan mijn broers of zussen. Die kunnen dan wel vertellen hoe een paar weken voor de schouw de sloten van alle weilanden werden geschoond. Eerst met het walmes; Pa aan het mes en een van de kinderen aan het touw ervoor. Dan met de heinhaak en soms ook met de beugel.)