v
a n d i e v a n v a n d i e p e n
       
pela
rook- en schrijfwaren

Onder de komende en gaande mannen kwamen vaak bijnamen voor: Jan de Lieger, Piet Loef, Klaas Pik, Handje, Gortje Blubber. Bij mijn weten is maar één man in staat gebleken hoogstpersoonlijk zijn bijnaam uit het spraakgebruik te schrappen en te vervangen door een zelfgekozen bijnaam.
De handelaar in rookwaren die bij ons langs de deur kwam, heette officieel Piet Laan, maar iedereen noemde hem Piepesie. Ik weet niet zeker of je die naam ook gebruikte als je het tégen hem had; in ieder geval wel als je het óver hem had: "Is Piepesie al weest?" Toen hij een rookwaren- en kantoorartikelenzaak op Avenhorn begon (ik denk dat hij die van zijn vader overnam), noemde hij de winkel Pela, eigenaar P. Laan. Geen erg originele naam, maar hij lag zo makkelijk in de mond dat de naam van de zaak al snel de naam van de man werd. Piepesie werd Pela.

Pela kwam dus met rookwaren langs de deur. Of nee, eigenlijk niet. Piet Laan, bijgenaamd Piepesie, kwam met rookwaren langs de deur. Onder de naam Pela begon hij later een winkel in rook- en schrijfwaren, maar toen ging hij niet meer bij de mensen langs. Een potloodventer is hij dus nooit geweest.
Hij moet al als jongeman met zijn sigarettenhandel begonnen zijn, want hij kwam al bij opa thuis. Mijn opa dus, Tames. Opa rookte sigaren bij de vleet, dus er was zeker enige klandizie, maar Piepesie had ook andere bedoelingen met zijn bezoekjes. Opa was namelijk weduwnaar met een groot gezin. Om de boel daar draaiende te houden was er een inwonende huishoudster en op haar had Piepesie zijn oog laten vallen. Zijn avances hebben klaarblijkelijk succes gehad, want Piet Laan en Bets Ruiter, de huishoudster, zijn 55 jaar getrouwd geweest. Pela loopt nu tegen de negentig en woont nog steeds op de hoek van het Julianastraatje.

Ina, 2006: Dat was dus zo in 1999. In de tussentijd heeft Pela net als mam in de Rozenstaete gewoond, maar nu zit hij in een verzorgingstehuis in Spierdijk.

 



Wat was er nou zo bijzonder aan Pela's bezoekjes? Eigenlijk niks.
Bij Mam komt meteen het beeld op van hoe hij vrijdags tussen de middag een boterham met gerookte makreel meeat: "Hij kon er zo smakelijk van genieten dat het vet langs zijn kin droop."

Piet en Ina herinneren zich vooral 'het kistje'. Dit droeg hij voor zijn buik aan een band om zijn nek, zoals pindaventers in een circus of eigenlijk zoals alle venters overal ter wereld. Maar dit kistje was met mathematische precisie volgepakt met allerlei pakjes sigaretten en sigaren. Dat was zeer opmerkelijk, te meer daar die pakjes verschillende formaten hadden. Engelse sigaretten als Full Speed, Chief Whip en Miss Blanche hadden kartonnen hulsverpakkingen. (Als oom Piet zijn Witte-Juffrouwen op had, kon je het lege pakje op je knie met een rotklap in elkaar slaan.) Er zaten 20 sigaretten in een doosje, twee rijen van 10. Amerikaanse sigaretten (Roxy, Lexington) zaten met zijn twintigen in een papieren pakje met cellofaan, twee rijen van 7 en een rij van 6 daartussen. Later kreeg je Caballero, 25 stuks, met weer een ander formaat. En dan nog de shag, de vloei, de sigaren en de sigaartjes. En toch zat het kistje precies vol.

Lia heeft meer herinneringen aan het depot van Pela. Bij zijn schoonzus en zwager Mart en Niek Ruiter kon je aan huis rookwaren halen als je opeens iets nodig had. Op 1 april 1966 of 1967 hadden Lia, Afra en Riet Wijnker en Carla van der Hulst een prachtige mop bedacht. Ze belden bij Mart Ruiter aan en vroegen met officiële stemmen om twee pakjes Chief Whip op de rekening van Ome Dirk. Toen Mart ermee terug kwam, riepen ze: "1 april" en wilden giechelend wegrennen. Maar Mart werd heel boos: "Je mag grote mensen niet voor de gek houden. Het is een schande om me voor niks twee keer naar de deur te laten lopen. Jullie nemen die sigaretten maar mooi mee!" Met lood in de schoenen gingen de meiden naar ome Dirk, die aan het melken was. Hij moest er alleen maar verschrikkelijk om lachen. Die twee pakjes kwamen heus wel op.

Wat bij mij steeds naar voren komt als ik terugdenk aan de 'sigarettenboer', is dat roken toen zo heel normaal was. Iedereen deed het. Ongeveer. In de kamer hadden we thuis overal asbakken. Naast de luie stoel stond een metalen geval van wel 60-70 cm hoog. Die hoefde je niet zo vaak te legen. Opa kon zijn as en peuken van wel drie weken erin kwijt. Wat zal dat ding gestonken hebben! Ik moet er niet meer aan denken.

Ina, 2006: Jan herinnert zich als de dag van gisteren een sensationeel voorval met deze asbak. Die was kegelvormig: bovenaan met een doorsnede van zeg 15 centimeter en dan taps aflopend naar een punt op een voetstuk. Hij zag er dus een beetje uit als een tuimelaar, zo'n stuk speelgoed dat heen en weer kan zwiepen en altijd weer recht overeind gaat staan. Op een dag kwam Rooie Kees van Diepen van de Grasdrogerij binnen. Hij zag de asbak staan, riep: "O, hebben jullie ook zo'n ding?" en gaf er een ferme schop tegen. Wij allemaal verbijsterd, hij zeer bedremmeld en het vloerkleed ...

 

 

 

 

 


Ieder van de kinderen die dat wilde, kreeg vanaf zijn veertiende (of zestiende?) een pakje per week, naar keuze shag of sigaretten. Herm nam Twin met Mascotte vloei, Piet rookte Samson met rooie Rizzla en ik Caballero en later ook Samson. Jan rookte niet; kreeg hij dan (meer) zakgeld? Rookte je meer dan een pakje, dan moest je het zelf kopen.

Er waren altijd sigaretten en sigaren in huis voor bezoek. Op verjaardagen stonden er allerlei rookwaren op tafel voor algemeen gebruik. Er waren speciale attributen om de sigaretten in te presenteren. Wij hadden een vrij vormeloos stuk glas met allemaal gaten erin. Daar stak je dan sigaretten in. Zo werd het een soort stekelvarken.
Dat zette je dan op tafel voor je gasten, met wat sigaren en een tafelaansteker. Zo'n stekelvarken bevatte allerlei merken sigaretten door elkaar, met en zonder filter en ook een paar met menthol. Ieder pakte iets van zijn gading.
En dat was niet alleen bij ons thuis zo, zo was het overal. Bij bruiloften en begrafenissen stond in het café op iedere tafel een glas met sigaretten, zodat de gasten iets te roken konden nemen.

Veel later - de toename van de welvaart heeft daar zeker mee te maken - hielden rokers zich meer bij hun eigen merk en namen ze zelf hun sigaretten mee. Toen werd roken of niet-roken ook een veel bewustere keuze. Maar vroeger, tot zeg 1970, was roken geen punt van discussie. Er werd gewoon overal gerookt. En dat is wat mij frappeert als ik eraan terugdenk.