v
a n d i e v a n v a n d i e p e n
       
klaas de wit
timmerman

Hij was niet echt een komende en gaande man, maar toch wil ik hem noemen: Klaas de Wit. Hij was timmerman en fietsenmaker en zijn vrouw verkocht aan huis allerlei spullen (spijkers, schroeven, fietsonderdelen, dingen voor "het elektrisch"). Klaas de Wit kwam regelmatig bij ons thuis voor van alles en nog wat. Timmerklussen vooral. Dus een beetje komend en gaand was hij wel.

Veel West-Friezen hadden een bijnaam. Zijn kleinzoon Klaas-Ulco heette bijvoorbeeld Klaas Zuurkool, maar Klaas de Wit had volgens mij geen bijnaam. Er was wel een spotrijmpje, dat je alleen maar durfde opzeggen als hij al lang uit het zicht verdwenen was, hoewel hij geen kwaaie kerel was. 'Klaas de Wit - Kersenpit - Eierdop - Kletskop'. Op zich geen bijzonder versje, maar er is iets eigenaardig mee. Bij Marian in Creil woonde een Douwe de Wit, aan wie de variant 'Douwe de Wit - Kolenkit - Eierdop - Kletskop' was gewijd. Hebben alle De Witten in heel Nederland misschien zo'n geuzenlied? Een oproep aan aangetrouwde neven en nichten uit alle windstreken: wie kent varianten van bovengenoemd versje?

Klaas de Wit had een timmermanswerkplaats bij zijn huis. Wij kwamen daar geregeld om zaagsel of krullen te halen. Krullen zijn de schilfers die je krijgt bij het schaven van hout. Ik heb geen idee meer waarvoor we zaagsel en krullen gebruikten. Wat we er ook haalden, waren blokken. Restanten hout die bij het verzagen overbleven. We speelden met die blokken. We bouwden ermee. Als je geluk had, dan had je een hele verzameling met dezelfde afmeting. Daar kon je echt mooi mee bouwen. En als we er mee uitgespeeld waren (en misschien ook wel eerder), verdwenen ze als aanmaakhout in de kachel.

Fietslampjes en solutie haalde je ook bij Klaas de Wit. Hij verkocht ongetwijfeld ook bandenplakkers, maar die kochten wij nooit. Wij knipten een rond lapje uit een oude fietsband en plakten dat over een lek. Ik heb vaak iets opgehaald, maar nooit iets betaald. Vrouw De Wit (zo heette ze, ik heb geen idee wat haar echte naam was) zette alles op de rekening, denk ik.

De meeste problemen met onze fietsen probeerde pa zelf te repareren. Of opa. Alleen voor de echt moeilijke rotklussen gingen we naar Klaas de Wit. Die fikste het dan. Maar één keer heeft hij in een fiets zijn meerdere moeten erkennen. (Het was ongetwijfeld zo'n barrel van het Waterlooplein. Opa kocht af en toe een hele lading fietsen. Die werden door een vrachtrijder thuisbezorgd en dan een beetje verdeeld onder de neven en nichten. Achteraf vraag ik me wel eens af of de herkomst van die fietsen altijd even zuiver is geweest. Wanneer is de handel in gestolen fietsen in Amsterdam op gang gekomen?)
Louise had altijd wat met haar fiets. De trapper liep er steeds af. Uiteindelijk werd besloten dat Klaas de Wit er maar een nieuwe trapstang op moest monteren. Daarvoor moest de oude worden verwijderd. Maar met een "Ik heb er een tang opzet tot en met. Ik heb hemel en aarde bewogen om het kreng los te kreggen" moet hij zich verontschuldigen. Hoe het precies afgelopen is, weet ik niet. Misschien heeft Louise toen maar dat Mobyletje (verkleinwoord van Kaptein Mobylette, het eerste damesbrommertje) gekocht. En een blauwgeruite helm met banden om hem als een sjaal onder je kin vast te knopen. En een knopje bovenop.

Toen de boerderij van Oom Jan en Tante Gré na de brand weer opgebouwd moest worden, deed Klaas de Wit het hele houtwerk. Die gigantische vierkantsbalken, die prachtige zwaluwstaartverbindingen. De man die in dat kleine werkplaatsje spaken in wielen reeg en die je een pak dertigtienen voor je vader meegaf, bouwde naast ons bij de omes een prachtige nieuwe boerderij met fantastisch timmerwerk.