In
zijn smederij staat Smidje Smee met een grote hamer op
een stuk ijzer te slaan.
Er wordt op de deur gebonsd en geroepen. |
OM |
Smidje
Smee! Smidje Smee! |
Er
komt een oude man binnen kruipen. Hij voelt met zijn handen zoekend
om zich heen, maar stoot zich toch tegen allerlei dingen. |
OM |
Smidje
Smee! Waar zit je? |
SS |
Hier.
Wat is er aan de hand, meneer? |
De
oude man kruipt naar Smidje Smee toe en begint te jammeren. |
OM |
Het
is vreselijk, Smidje Smee. Ik ben van de trap gevallen en nu
heb ik van alles gebroken! |
SS |
Maar
dan moet u toch niet hier zijn? Ik zal gauw de dokter bellen. |
OM |
Nee
nee nee. Ik ben nog wel heel, maar ik kan niks meer zien en niks
meer horen en ik kan ook niet meer lopen! |
SS |
O,
wat verschrikkelijk. Dan bel ik meteen het ziekenhuis! |
Smidje
Smee wil naar de telefoon lopen, maar de oude man grijpt hem bij
zijn broekspijpen vast. |
OM |
Hohoho.
Kun jíj het niet allemaal heel maken? |
SS |
Ik? |
OM |
Ja,
kijk ... |
De
oude man haalt uit zijn jaszak stukken van een bril, van een gehoorapparaat
en van een wandelstok. |
OM |
...
mijn bril, mijn gehoorapparaat en mijn stok. Helemaal kapot. |
SS |
O,
als dat alles is. Een momentje, hoor. |
Smidje
Smee gaat de bril repareren. Hij houdt de stukken tegen elkaar
aan in het vuur. Met een tang knijpt en buigt hij er wat aan en
tenslotte dompelt hij de bril onder in een waterbak (sssssssssst
zeggen). Hij legt de bril op de tafel en begint met het gehoorapparaat.
Dat gaat op dezelfde manier. De brokken van de stok zijn niet meer
aan elkaar te passen: Smidje Smee gooit ze in het vuur. |
SS |
Die
is niks meer waard, maar u mag mijn stok wel hebben. |
De
oude man is intussen met veel moeite overeind geklauterd.
Smidje
Smee geeft hem zijn stok in de hand. |
SS |
Zo,
dat is één ... |
Smidje
Smee doet de oude man zijn gehoorapparaat om. |
SS |
...
en dat is twee ... |
Smidje
Smee zet de oude man zijn bril op zijn neus. |
SS |
...
en dat is drie. |
OM |
Smidje
Smee, je bent geweldig. Hoe kan ik je hiervoor bedanken? |
SS |
Nou,
eh ... (een beetje lachend) één
twee drie wensen graag, hè. |
OM |
OK. |
De
oude man haalt een notitieboekje en een pen uit zijn jaszak te
voorschijn en gaat in een schrijfhouding staan. |
OM |
Wat
is je eerste wens? |
SS |
O,
het was maar een grapje. Méént u dat nou? Mijn eerste wens ...
(nadenkend) goh,
dat weet ik niet zo één twee drie. |
OM |
Begin
dan maar met je tweede wens. |
SS |
Eh,
wat kan ik eigenlijk allemaal wensen? |
OM |
Tja,
wat wil je? Een tankauto vol bier? |
SS |
Bier?
Nee, dan word ik net zo dik als mijn vader. |
OM |
Dat
je een beroemde sportman wordt dan? |
SS |
Sport?
Nee, dan word ik net zo moe als mijn moeder ... of nog moeder. |
OM |
Wil
je veel
geld dan? |
SS |
Veel
geld? Nee, dan moet ik zeker aan al mijn kinderen geld lenen,
net als mijn opa. |
OM |
Wil
je dan soms macht? |
SS |
Macht?
Hoe bedoelt u? Wat is dat, macht? |
OM |
Nou,
dan gebeurt alles alleen maar zoals jíj zegt dat je het wilt. |
SS |
O.
Ja, dát lijkt me wel leuk. Zo van: wie in deze stoel gaat zitten,
kan er alleen maar uit als ik het zeg. Ja? |
OM |
Dat
is dan je eerste wens ... |
De
oude man begint in zijn notitieboekje te schrijven. |
SS |
Of
... (Smidje Smee kijkt om zich heen) ...
in die pindaboom daar buiten? |
OM |
...
de tweede wens ... |
De
oude man schrijft door. |
SS |
Of
... (lachend) in
dit lucifersdoosje? |
OM |
...
én de derde wens. |
De
oude man schrijft nog even en stopt dan het notitieboekje en de pen
in zijn jaszak terug. |
OM |
En
nog een prettig weekend! |
De
oude man steekt zijn hand op als groet en loopt de deur uit. |
SS |
Hé?
Wat nou? Ik mocht toch drie wensen doen? Nou ja, ik geloofde
er natuurlijk toch al niks van. Een mooie oplichter, die ouwe
... |
Smidje
Smee gaat in gedachten in de stoel zitten en steekt een pijp op. |
SS |
Wat
een boef! Zoals ie daar binnen kwam zwabberen ... Nou, ik ga
maar weer eens aan het werk. |
Smidje
Smee wil opstaan, maar zit vast aan de stoel. |
SS |
Hè,
wat krijgen we nou? |
Smidje
Smee probeert heftig los te komen. |
SS |
Wat
zullen we nou krijgen? Ik wil eruit! |
Meteen
laat de stoel los, zodat Smidje Smee eruit schiet. |
SS |
Hè?
Wat is dat nou? Die stoel lijkt wel betoverd. O jee ... dat heb
ik gewenst! Het was allemaal wél echt. O, wat een ezelsveulen
ben ik. Wat een stomme wensen. (Smidje
Smee slaat zich voor het hoofd.) De duivel moge
me halen. Wat ben ik een uilskuiken ge... |
Plotseling
komt er een duivel binnenrennen. |
D1 |
Zo,
Smidje Smee, je hebt me geroepen. Ik kom je halen. |
SS |
Wat?
(opzij,
naar het publiek toe:) Hoe
kom ik hier nu weer onder uit? Nou, een beetje tijdrekken maar.
(weer tegen de duivel:) Maar
mijn lieve meneer de duivel, u hebt toch geen haast? Gaat u nou
maar even rustig zitten, dan zal ik me een beetje opknappen.
Zo vies als ik nu ben, kan ik toch maar niet die mooie schone
hel van u binnenstappen? |
D1 |
Nee,
dat is waar ... maar wel een beetje opschieten, hoor! |
Smidje
Smee gaat zich wassen bij de waterbak.
De duivel gaat in de stoel zitten.
|
D1 |
Zo,
nu ben je wel eens schoon genoeg, hoor. Kom maar mee. |
De
duivel wil opstaan, maar dat lukt niet. |
D1 |
Hé,
wat gebeurt er nou? Ik zit vast! |
SS |
Ja.
En je kunt er pas uit als ik dat wil! |
D1 |
O,
ik wil eruit! Laat me erui! Laat me gaan. Dan hoef je niet mee
naar de hel. |
SS |
Beloofd?
En kom je me dan ook nooit meer halen? |
D1 |
Ja,
dat beloof ik. |
SS |
Dan
mag je eruit komen. |
De
duivel staat op. |
D1 |
Maar
als je weer de duivel aanroept, dan komt er natuurlijk wel een
ander om je te halen. Hahaha, in de hel zitten wel duizend duivels! |
De
duivel rent lachend de deur uit. |
SS |
Poeh
... dat was op het nippertje. (Smidje
Smee krabt op zijn hoofd.) Hèhè. (In
gedachten zakt hij langzaam door zijn knieën om te gaan zitten.) Gelukkig
liep het nog met een sisser af. (Hij
komt met zijn gat in het vuur terecht en springt bijna meteen
weer
op.) Waaah .... oowooowoowooh ... oei-oei-oei
... (Met
zijn handen tegen zijn gat aan rent hij een paar rondjes en daarna
gaat hij in
de waterbak zitten.) Au-au-au ... duivels nog
aan toe ... |
Meteen
rent er een andere duivel naar binnen, een dikke. |
D2 |
Hallo,
Smidje Smee, wil je dan persé naar de hel? Daar is het wel een
beetje warmer dan dat vuurtje van jou, hoor. |
SS |
O,
wat moet ik nu beginnen? ... Gaat u nou maar even rustig zitten,
meneer de duivel, dan zal ik me een beetje opknappen. |
D2 |
Nee,
daar trap ik niet in. Ik blijf staan. En je bent schoon genoeg
zo. |
SS |
Maar
ik moet toch echt even een andere broek aantrekken, hoor. In
deze broek is net een groot gat gebrand. Daar kan ik toch niet
mee aankomen bij die brandschone hel van u? |
D2 |
Nee,
dat is waar ... maar wel een beetje opschieten, hoor. |
Smidje
Smee begint zijn broek uit te trekken.
De duivel wrijft hongerig over zijn dikke buik. Hij ziet een bakje
pinda's staan. |
D2 |
Hmmm
... pinda's. Lekker groot. Van Calvé zeker, hè? Knappend vers. |
De
duivel eet wat pinda's uit het bakje. |
SS |
Daar
buiten staat een pindaboom. (Smidje Smee
wijst.) Die pinda's
zijn nóg verser. Bijna net zo vers als die van Duyvis. |
D2 |
O,
heerlijk, Duyvis ... het lijkt wel of er een fuif is. Jij bent
tóch nog niet klaar, hè? |
SS |
Nee
hoor. Pluk er maar wat. |
De
duivel rent naar buiten en begint hoorbaar te smakken. |
SS |
Bovenin
zitten de lekkerste! |
Smidje
Smee trekt grinnikend zijn broek weer aan. |
SS |
Ik
ben klaar! |
D2 |
O,
ik begon net. Nou ja, ik kom eraan. Hé, wat is dat nou?
Ik zit vast! Dit is toch niet hetzelfde als ... |
SS |
Ja
hoor: alleen als ik het wil, kun je eruit. |
D2 |
O,
ik wil eruit! Laat me eruit! Laat me gaan. Dan hoef je niet mee
naar de hel. |
SS |
Beloof
je dat? Kom je me nooit meer halen? |
D2 |
Ja,
beloofd. |
SS |
Dan
mag je eruit komen. |
De
duivel komt weer binnen. |
D2 |
Maar
als je weer de duivel aanroept, dan komt er natuurlijk wel een
andere duivel om je te halen. Hahaha, we hebben duivels in allerlei
smaken! |
De
duivel rent de deur uit, schuddebuikend van het lachen. |
SS |
O,
wat stom! Ik had hem moeten laten beloven dat er nooit meer een
duivel zou komen om me te halen. Wat ben ik toch een eendenpul.
(Smidje Smee slaat met zijn vuist in zijn
andere hand.) Alle
duivels ... |
Meteen
rent er een duivel binnen met een grote cape om. |
D3 |
Zo,
Smidje Smee, nu zul je toch echt mee moeten. Mij neem je niet
te pakken, want ik ben de hoofdduivel. Duivel de vader, zal ik
maar zeggen. Ik ga niet in die stoel zitten en ik klim ook niet
in die pindaboom. |
SS |
O,
nou ja ... (Smidje Smee knipoogt naar het
publiek en kijkt daarna bewonderend naar de duivel.) Goh,
dus u bent nou de baas van alle duivels. Dan kent u zeker wel
een heleboel duivelskunsten,
hè? |
D3 |
Eh,
ja ... (de duivel kijkt heel trots) ...
ik ben een echte duivelskunstenaar. |
SS |
Kunt
u bijvoorbeeld uzelf heel groot maken? Wel eh ... drie keer zo
groot als nu? |
D3 |
O,
gemakkelijk. Kijk maar ... |
De
duivel klimt op de tafel, rekt zich zo veel mogelijk uit en spreidt
zijn armen omwijd. |
D3 |
Nou,
wat vind je van me? |
SS |
Brrrr
... Ja, ik heb het wel gezien. Wordt u nou maar weer gewoon.
Of kunt u dat soms niet? |
D3 |
Zeker
wel. Let op. |
De
duivel klimt van de atfel af en gaat weer gewoon staan. |
D3 |
Zo. |
SS |
Ja,
weet u ... Groot worden vind ik eigenlijk niet zo'n geweldige
kunst. Alle kinderen kunnen dat ook; gewoon een kwestie van dooreten.
Maar klein worden ... Kunt u zich nu ook heel klein maken? |
D3 |
O,
jawel hoor. Kijk maar ... |
De
duivel gaat vlak naast de tafel op zijn hurken zitten. |
SS |
Nou,
ik bedoel eigenlijk echt heel klein. Bijvoorbeeld zo klein dat
u wel in dit lucifersdoosje past. |
D3 |
O,
geen kunst aan. Hup ... |
De
duivel kruipt nog meer in elkaar en duikt achter de tafel weg. |
D3 |
Zo,
ik zit erin. Zie je me? |
SS |
Jazeker
en nou heb ik je mooi te pakken. Ik heb je in mijn macht. (tegen
het publiek:) Wat zal ik nu eens met hem doen? O, ik weet het
al. Ik gooi het doosje in het vuur; dan heb ik nooit meer last
van hem. |
Smidje
Smee gooit het doosje in het vuur.
Nu begint de duivel heel hard te lachen.
|
D3 |
Hahaha,
daar heb je mij niet mee, hoor. Daar kan ik heus wel tegen. |
SS |
Nou,
dan weet ik wel wat anders. |
Smidje
Smee pakt het lucifersdoosje weer uit het vuur, met een tang. Hij
legt het op het aambeeld en begint er met een grote hamer op te
slaan. Nu gaat de duivel gillen. |
D3 |
Au-au
... ho, hou op ... au ... oeioeioei ... Genade, Smidje Smee ...
au-au-au ... stop! Laat me eruit! Je hoeft niet mee naar de hel. |
SS |
Nooit
meer? En komt ook geen andere duivel me meer halen? |
D3 |
Ja,
dát weet ik natuurlijk niet. |
SS |
Dan
niet. Maar jij bent toch de baas? |
Smidje
Smee gaat weer door met slaan. |
D3 |
Au-au-au
... stop! Ik zal ervoor zorgen dat er ook geen andere duivel
meer komt. Dat beloof ik. |
SS |
Nou,
vooruit. Dan mag je eruit. |
Smidje
Smee zet het lucifersdoosje op de tafel.
De duivel komt weer overeind, gaat naast de tafel staan en rent dan
meteen de deur uit.
|
SS |
Nou,
nou. Die heeft haast! Als een duiveltje-uit-een-doosje! |
Smidje
Smee slaat zijn hand voor zijn mond van schrik omdat hij nu toch
weer 'duivel' heeft gezegd. Maar nu geeft het niet meer! |